De wond van Fukushima

Door Cécile,
op 23 september 2018

Drie uur ’s ochtends schrok ik wakker. Het hotelletje waar wij sliepen in Kushiro schudde heftig heen en weer. De schokken waren heftiger waren dan ik gewend was van mijn puberjaren in Japan. Toch vielen wij al snel weer in slaap op onze oncomfortabele futonmatje. ’s-Morgens bleek bij het koffiezetten de stroom wéér te zijn uitgevallen – een paar dagen daarvoor hadden we hetzelfde euvel toen de Typhoon Jebi over was geraasd.

Hokkaido had ik in mijn drie Japanse jaren nog nooit bezocht. Als groot fan van heftige natuur was het een uitgelezen kans om de CO2 uitstoot (uiteraard dubbel gecompenseerd[1]) van mijn werkweek ook nog eens beter te besteden door er een vakantieweek aan vast te plakken. De natuur hebben wij noodgedwongen van een afstand moeten bewonderen: Jebi had al veel bomen doen omwaaien waardoor de wandelpaden in Shiretoko onbegaanbaar waren; na de aardbeving mochten we de bergen niet in vanwege de verwachte naschokken.

In het land waar Johan Cruyff nog steeds op handen wordt gedragen bleek zijn spreekwoord “elk nadeel heb zijn voordeel” ook vorm te krijgen. Waar ‘duurzaamheid’ normaal gesproken een thema is dat voornamelijk op dorpsniveau wordt aangepakt, was na een zomer van natuurgeweld ineens ruimte om op beleidsniveau na te denken over de gevolgen van CO2 uitstoot en klimaatverandering. De heftige regenval, Jebi en nu de aardbeving had duidelijk gemaakt: de natuur vecht terug.

Dit was alweer mijn derde reis naar Japan om de mogelijkheden voor duurzaamheid rondom de Olympische Spelen van 2020 te onderzoeken. In 2015 was mijn ambitie om één van de stadions maximaal circulair te krijgen; in 2016 werd ik keihard geconfronteerd met de gesloten Japanse cultuur in combinatie met het onmogelijke belangenspel rondom de Olympische Spelen. Dit jaar had ik mijn ambities dus bijgesteld[2]: zouden we het momentum van de Spelen kunnen gebruiken om het plasticminnende land bewuster te maken van hun gebruik van ‘single use plastics’?

Al enigszins met angst bezaaid reageerde ik uit formaliteit ‘enthousiast’ op het voorstel om de kerncentrale in Fukushima te bezoeken. Mijn eigen angsten werden echter al snel weggedrukt door de heftigheid van hun realiteit. Vanuit de prachtige groene natuur begonnen enorme doeken op te duiken die de verontreinigde grond afdekten; de eerste radioactieve stralingsmeters hingen boven de snelweg; langzaam bewogen we een onbewoonbaar gebied in met plots verlaten huizen waar knuffels nog achter het raam zaten als blije herinnering van vroeger. Dit allemaal tot we aankwamen bij het Epicentrum van 11 maart 2011.

Precies 6,5 jaar na dato werden wij ontvangen als een van de weinig Europese bezoekers aan deze rampplek. Een plek waar ruim 4200 medewerkers (een verzesvoudiging van het aantal mensen dat vóór de bewuste datum er werkte) gevoelsmatig hun leven opofferen voor het opruimen en ontmantelen van de centrale die ooit energie leverde aan de neon-beelden waar Tokyo om bekend staat. Het terrein staat vol met houten doosjes waarin de maanpakken van de dappere medewerkers na eenmalig gebruik worden opgeslagen. Die doosjes zullen daar waarschijnlijk nog eeuwen blijven staan – als erfgoed van de ramp zal dit worden overgedragen van generatie op generatie. Single-use plastics lijken ineens geen boosdoener maar de enige beschermlaag tegen de straling die nog steeds deze plek identificeert.

Ik leerde van WNF Japan dat sinds 2011 er meer aandacht is gekomen voor hernieuwbare energie: steeds meer zonneparken en windmolens sieren het Japanse landschap – waarbij er sprake is van een verdriedubbeling van het portfolio! Weliswaar van 1% naar 3%… Het Japanse energiebeleid is echter niet wezenlijk veranderd: hernieuwbare energie wordt nog altijd onderdrukt, en tot grote ergernis van WNF is Japan het enige G7 land dat nieuwe kolencentrales laat bouwen om te voorzien in hun energiebehoefte. Kernenergie zit daarbij (tijdelijk?) op een laag pitje – ‘slechts’ 5 van de 42 centrales is op dit moment operationeel. Op beleidsniveau wordt daarbij gekozen tussen twee ‘kwaden’: fossiele energie met een hoge CO2 uitstoot, of kernenergie met alle (inmiddels zeer bekende) lange termijn risico’s.

Na een zomer vol natuurgeweld hebben de gevolgen van CO2 uitstoot en klimaatverandering de volle aandacht. Voor een land dat zo vervlochten is met de natuur is dat misschien ook wel logisch; al lijkt de gemiddelde bewoner van Tokio meer vervlochten met zijn telefoon dan de natuur. De ellendige gevolgen van Fukushima zijn door velen vergeten en op z’n Japans bijna verbannen van het geheugen. De vraag die achterblijft is: welke herinnering weegt zwaarder?

De lastigheid van de keuzes rondom duurzaamheid zijn voor mij uitvergroot door deze reis naar Japan. In aanloop naar de Spelen van 2020 wordt het voor mij rommelen in de marge, om toch nog iets bij te dragen aan een betere wereld.

 

 

 

[1] Een keer bij KLM, een keer bij GreenSeat

[2] Samen met More2Win waren wij gevraagd om voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken te onderzoeken welke sociale/duurzame initiatieven ontplooid konden worden rondom de Spelen van 2020. Een verslag vanuit More2Win kan hier gevonden worden.

Deel artikel

Abonneer u op onze nieuwsbrief

Gerelateerde berichten