Springtij 2016: Financiering van het nieuwe businessmodel

op 30 september 2016

Verdeeld over twee sessies hebben wij op het duurzaamheidsforum ‘Springtij’ (www.springtij.nl) verschillende partijen aan het woord gelaten over uitdagingen die ontstaan bij het toepassen van circulaire verdienmodellen – wij hebben namelijk ervaren dat de praktijk vaak weerbarstiger is dan de theorie. Lees hier meer over de uitkomsten van deze workshops.

Circulaire modellen en financiering

Circulaire modellen vragen om nieuwe vormen van financiering. Afgezien van technische circulariteit van een product, worden producten steeds meer via ‘circulaire verdienmodellen’ in de markt gezet. Hierbij worden zoveel mogelijk positieve prikkels gecreëerd die ervoor moeten zorgen dat alle stakeholders binnen een systeem (producent, leverancier, gebruiker en bijv. verwerker) voordeel hebben als een product meer ‘circulair’ gemaakt en gebruikt wordt. Er wordt hierbij al veel geëxperimenteerd met retourwaarde modellen, koop-terugkoop, lease en andere vormen waarin producten als diensten worden aangeboden.

Bij verkoop, vindt op één moment zowel de overdracht plaats van het product als van alle risico’s die ontstaan bij beheer, onderhoud en verwerking van het product. Daarnaast wordt een producent en/of leverancier eenmalig vergoed voor het product dat geleverd wordt. Bij circulaire verdienmodellen zit dit anders. Hierbij moeten risico’s met elkaar over een lange looptijd worden verdeeld (wie is bijv. verantwoordelijk voor het onderhoud?), en afhankelijk van het gekozen model is er ook een verandering in geldstromen.

 Opzet van de sessies op springtij

Verdeeld over twee sessies hebben wij op Springtij verschillende partijen aan het woord gelaten over uitdagingen die ontstaan bij het toepassen van circulaire verdienmodellen – wij hebben namelijk ervaren dat de praktijk vaak weerbarstiger is dan de theorie. De eerste sessie was voornamelijk informatief van aard waarbij experts vanuit de bank (ING), een producent (Gispen) en de accountant (KPMG) met elkaar en met de zaal in gesprek gingen om uitdagingen en oplossingen met elkaar te bespreken. In de tweede sessie hebben drie cases uit de praktijk (Auping, Gispen en PostNL) hun vragen kunnen voorleggen aan de experts, en hebben zij samen met de aanwezigen deze vragen uit kunnen werken.

sprintij-2016

Uitkomsten

Een van de meest ‘strategische’ vragen ging over welke partij er de meeste verantwoordelijkheid had, of de meeste capaciteit, om de toepassing van circulaire verdienmodellen mogelijk te maken.

Uiteindelijk bleek het een gedeelde verantwoordelijkheid te zijn:

En ondertussen gebeurt er natuurlijk al veel. Gispen experimenteert met verschillende modellen en zijn erachter gekomen dat het model dat gehanteerd kan worden afhangt van de tijdshorizon en specifieke kenmerken van het project. Daarnaast is het vaststellen van restwaarde in de meubelmarkt nog altijd moeilijk. “Uiteindelijk,” zegt Anne Jan Stuij van Gispen, “is het ook een kwestie van vertrouwen. Je moet met elkaar accepteren dat je een gezamenlijk risico aangaat in de toekomst. Dit vergt samenwerking”. Gerald Naber van de ING bevestigt dit. Producten waarvan de restwaarde makkelijk kan worden vastgesteld, zijn ook veel makkelijker te financieren. Daarnaast is er het kip-ei probleem van de volwassenheid van de markt: als een sector volwassen is en risico’s kunnen worden ingeschat, dan is financiering niet ingewikkeld. Bij circulaire modellen wordt vaak nog een nieuwe markt gecreëerd; een plek waar banken niet graag als financier optreden.

Wim Bartels van KPMG ziet ook zowel kansen als uitdagingen. Financiering is moeilijk vanwege de onzekerheid en mogelijke risico’s, maar ook omdat de winst van een onderneming verslechtert in modellen waarin een product niet verkocht wordt maar op gebruiksbasis in de markt wordt gezet. In de brainstorm met Gispen werd het idee geopperd om de restwaarde van producten niet te definiëren als uitgestelde winst, maar als een toekomstige inkoopverplichting van grondstoffen. Hiermee drukken de gevolgen van een circulair model minder op de bedrijfsresultaten. Een uitdaging in dit model is nog wel de juiste definitie van de waarde van de grondstoffen. De waarde van producten wordt in de huidige economie slechts gedeeltelijk bepaald door de waarde van grondstoffen, en voornamelijk door de toegevoegde waarde van de processtappen die doorlopen worden om het product te maken. Andere oplossingen werden ook aangedragen: zo werd er bijvoorbeeld gesproken over een circulair garantiefonds vanuit de overheid, dat restwaarde garandeert of andere coöperatieve modellen die de transitie kunnen versnellen.

Conclusies

Waar te beginnen? De voornaamste conclusie is dat het niet één partij is die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de circulaire economie en de financiering hiervan. Uit de sessies bleek dat de stakeholders elkaar echt moeten vinden om in samenwerking het systeem in gang te zetten. Producenten die experimenten optuigen om aan te tonen dat het kan, consumenten die meer gaan vragen om circulaire producten, banken die in overleg meer begrip ontwikkelen voor de risico’s en vervolgens financiering kunnen verlenen en accountants die meedenken over mogelijkheden om dit ook gunstig tot uiting te laten komen op de balans. Maar een duwtje in de rug kan dit onderwerp wel gebruiken. Oplossingen zijn telkens maatwerk, en geen enkele oplossing lost het probleem op van de toekomstige risico’s die nu als financiële post op de balans moeten worden geplaatst. De belangrijkste conclusie werd door alle partijen onderschreven: één voor allen, en alleen voor één. Het staat bij iedereen op de agenda, we willen dit, maar we moeten er samen voor gaan zorgen dat het ook gaat gebeuren. En om dat voor elkaar te krijgen moeten we van elkaar durven leren.

springtij-forum
Deel artikel

Abonneer u op onze nieuwsbrief

Gerelateerde berichten