publicatie

Grote kans voor circulaire energierenovaties

op 11 maart 2024

70% van de materiaalgebonden emissies zijn gekoppeld aan de renovatieopgave. Waar er beleid, sturingsmechanismen en programma’s zijn op het vlak van energiebesparing en circulaire nieuwbouw, ontbreken deze vooralsnog voor circulaire energierenovaties. Dit terwijl maar liefst 40% van de materiaalgebonden emissies vermeden kunnen worden door circulair te renoveren. Dit blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd door een breed consortium aan partijen in samenwerking met de topsectoren Energie en Bouw & Techniek.

In het Klimaatakkoord is afgesproken om in 2030 3,4 Mton minder CO2 uit te stoten in de gebouwde omgeving. Als gevolg hiervan ondergaan woningen en utiliteitsgebouwen de aankomende periode energierenovaties. Hoewel deze energierenovaties een positief effect hebben om de energetische emissies, is er veel materiaal nodig voor deze verduurzamingsopgave. Er is dus een keerzijde van deze verduurzaming, omdat deze gepaard gaat met een hoge mate aan materiaalgebonden emissies.

Ofschoon we in Nederland worden gezien als koploper ten aanzien van circulair bouwen waarmee we de materiaalgebonden emissies proberen te verlagen, zijn de meeste van de inspanningen gericht op circulaire nieuwbouw. Zo is er sprake van beleid, is er een sturingsmechanisme en zijn er diverse programma’s om de materiaalgebonden emissies van de nieuwbouw te verlagen. Voor circulaire (energie)renovaties ligt er ten aanzien van beleid, sturing en programma’s onbenut potentieel.

De highlights van het onderzoek:

  • De keuzes die worden gemaakt tijdens renovaties, zoals materiaalselectie, kunnen aanzienlijk bijdragen aan het verminderen van de impact van de renovaties. Uit onderzoek blijkt dan de keuze voor circulaire materialen een reductiepotentie heeft van ordegrootte 27 – 37% voor de Milieukosten (MKI) en ordegrootte 28 – 41% voor het Global Waming Potential (GWP).
  • Bij een afweging tussen de zogenaamde “investering in milieu-impact” van de productie van materialen en het “rendement van de renovatie” als gevolg van de energiebesparing. blijkt dat de zogenoemde “CO2 terugverdientijd” van de gebruikte materialen tussen de 2 en 7 jaar ligt. Renovaties leveren na 2 tot 7 jaar pas uitstootreductie op en zorgen vooral op korte termijn (wanneer de productie plaatsvindt) voor extra uitstoot.
  • Zodra er gekozen wordt voor circulair renoveren door inzet van bijvoorbeeld biobased en hergebruikte materialen, daalt deze CO2 terugverdientijd met 2 jaar. De uitstoot op korte termijn door de productie van materialen wordt minder, waardoor de energierenovatie eerder tot CO2-reductie leidt.
  • De potentie van hergebruik van vrijkomende materialen voor circulaire energierenovaties concentreert zich met name rond de grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht). Maar liefst 60% van de vrijkomende materialen kan met de bestaande infrastructuur en aanwezigheid van hergebruik hubs gevangen worden.
  • De grootste kansen aan de vraagzijde van circulair renoveren ligt op het vlak van woningrenovaties (zowel particulier als huur).
  • Aan de aanbodzijde liggen de grootste kansen op het vlak van installatietechniek, en met name verwarmingsinstallaties. Interessant is dat bij een betere energetische kwaliteit van de gebouwschil (met name betere isolatiewaarde), de impact van de verwarmingsinstallatie ook lager wordt. Deze is immers minder nodig en kan zo bijvoorbeeld kleiner worden gebouwd met minder materiaal.
  • Circulair ontwerp van installaties kan zorgen voor bijna 80% milieuwinst, alleen is het wel belangrijk dat er een incentive komt voor ontwerpers en fabrikanten van installaties om hiermee aan de slag te gaan. Een versterkte UPV kan een mogelijk middel zijn hiervoor.

Dit onderzoek heeft aangetoond dat er meer aandacht moet komen voor circulaire energierenovaties, omdat daar de meeste milieuwinst ligt in de bouw. Het integraal afwegen van een renovatie – het terugdringen en verduurzamen van de energievraag enerzijds, en het kiezen van circulaire materialen anderzijds – is wenselijk zodat de meest duurzame keuze gemaakt kan worden.

Wil je meer weten over het onderzoek? Dan kun je contact opnemen met Gerben Broekhuijsen of Cecile van Oppen.

De diverse rapporten zijn hieronder te vinden:

Het consortium bestond uit: Stichting W/E Adviseurs, TU Eindhoven, Metabolic, Nibe, Nieman, Marjet Rutten, Alba Concepts, LBP | Sight, SGS Search, TU Delft, DGBC, Circular Catalyst en Copper8 (penvoerder).

Deel artikel
Twitter LinkedIn

Abonneer u op onze nieuwsbrief

Gerelateerde berichten