In de utiliteitsbouw ligt een grote bouw- en renovatieopgave. Deze opgave is minstens net zo groot als de opgave in de woningbouw. Nederland heeft meer dan een miljoen utiliteitsgebouwen, met een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte van ongeveer 570 miljoen vierkante meter. Tot en met 2030 wordt bijna 55 miljoen m2 bruto vloeroppervlak bijgebouwd en 90 miljoen m2 gerenoveerd.
Bij die nieuwbouw en renovatie liggen grote duurzaamheidsopgaven. Deze verkenning laat zien wat de materiaalvraag, CO2-uitstoot en milieu-impact van de utiliteitsbouwopgave tot en met 2030 is. Daarbij is de impact van bouwen conform business-as-usual bepaald en zijn drie circulaire strategieën geschetst om de impact te verlagen.
CO2-budget in zicht
Om opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 °C is er een maximale hoeveelheid CO2 die wereldwijd nog mag worden uitgestoten: ons CO2-budget. Deze maximale uitstoot is een randvoorwaarde om onze wereld gezond, veilig en leefbaar te
houden voor onszelf en toekomstige generaties.
Met onze huidige manier van bouwen wordt het ‘CO2-budget voor de Nederlandse utiliteitsbouw’ in 2026 overschreden. Wanneer we een bijdrage van de bouwsector aan verdere opwarming tot 1,7 °C accepteren, is het budget van de utiliteitsbouw in 2029 verbruikt: dit levert dus slechts enkele jaren extra uitstootruimte op.
Materiaalvraag, CO2-uitstoot en milieu-impact nemen toe
In een business-as-usual-scenario neemt de materiaalvraag en milieu-impact van de utiliteitsbouw verder toe. Dit is het gevolg van de groei in bouwproductie. De utiliteitsbouwopgave leidt tot en met 2030 tot 69 Mton materiaalverbruik en een CO2-uitstoot van 26,5 Mton. Materialen met een hoge CO2-uitstoot zijn gewapend beton (30%), metalen (22%) en zonnepanelen (26%).
Circulaire strategieën kunnen leiden tot beperkte winst
De gezamenlijke inzet op drie circulaire strategieën leidt tot en met 2030 tot een totale CO2- reductie van 13,8% ten opzichte van business-as-usual. Het primair grondstofverbruik kan tot en met 2030 met 2,4% afnemen. In het jaar 2030 is de winst ten opzichte van business-as-usual 35,8% (CO2-uitstoot), 35,6% (milieu-impact)
en 7,6% (materiaalverbruik). De beperkte afname is vooral het gevolg van de groei in het bouwvolume.
Voor het bepalen van deze reductie zijn drie circulaire strategieën doorgerekend:
- Biobased bouwen: inzetten op biobased bouwmateriaal, zowel voor de draagconstructie als de afbouw. Daarbij worden traditionele bouwmaterialen (o.a. beton en staal) waar mogelijk vervangen door biobased alternatieven (o.a. hout en vezelgewassen).
- Hoogwaardig hergebruik: Toepassen van vrijkomende producten en materialen uit onderhoud, renovatie en sloop van gebouwen. Daarbij gaat het om zowel hergebruik van producten (o.a. constructiestaal en beglazing) als recycling van materialen (o.a betongranulaat, baksteenmetselwerk, isolatiemateriaal).
- Verduurzamen bouwmaterialenindustrie: Het versneld verduurzamen van de bouwmaterialenindustrie
draagt aanzienlijk bij aan het verminderen van de CO2-uitstoot van de bouw. Dit scenario gaat uit van een versnelling van de CO2-reductie van de bouwmaterialenindustrie van 2% naar 5% per jaar.